Dover - Scheveningen (1967)

DOVER - SCHEVENINGEN (1967)

Logboek opgetekend door Friso de Iongh

 

Zeiltocht ondernomen door Martin Schuitema en ondergetekende per "Swift" catamaran, met de volgende gegevens:

lengte: 442 cm

breedte: 170 cm

diepgang: 15 cm met zwaarden 75 cm

zeiloppervlak: 13 M2

topsnelheid: 37 km/uur

hulpmotor: geen

 

Donderdag, 6 juli, 14.30 uur: Long range weerbericht van De Bilt: weekend ZW-wind, WK 4-6, zicht matig. Besloten de tocht dit weekend te maken. Werf in Engeland gebeld, dat wij zullen komen.

 

Vrijdag, 7 juli, 13.30 uur: Vertrek uit Wassenaar naar Zestienhoven per Ford; radiateur lekt, motor gaat koken, maar we mogen nog mee. Bagagegewicht totaal 43 kg, 3 kg te zwaar, is geen bezwaar.

 

14.45 uur: Vertrek vliegtuig Channel Airways bestemming Southend, N.O. van Londen. Vliegen over Maassluis en verlaten Nederland bij Voorne. Door gaten in de wolken onder ons een blauwe kabbelende en rustige zee, leeg als de Sahara en eindeloos. Lunch met veel zilverpapier en weinig inhoud.

 

15.15 uur: De Engelse kust schuift onder ons door; een kust vol inhammen en slenken, ideaal voor kustzeilverenigingen, die er dan ook plenty zijn. Overal bootjes voor anker of drooggevallen op het slik.

 

15.30 uur: Landen op Southend, stempel in de pas, taxi naar station, trein naar Benfleet, overstappen op tweedekkerbus naar Canvey Island naar de Catamaran werf van Prout.

 

Aankomst om 16.30 uur. De Swift staat gereed voor vertrek op het dak van een grote Morris met twee chauffeurs. Wat niet op de boot aanwezig is, wordt aangekocht, zoals: 2 peddels, spinnakerboom, enz. Dan op weg naar Dover via de Thamestunnel, Chatham en Canterburry. Weerbericht via autoradio onderweg 17.55 uur is als dat van de Bilt, aangevuld met regen in de nanacht.

 

19.00 uur: Aankomst havenbassin Dover. Cat wordt over het hek langs de haven getild op de glooiing naar zee met alle bagage. Voor ons een havenbekken als een binnenmeer 1 x 2 km groot met twee uitgangen en daar bovenuit ter weerszijden 'Slue skies over het white cliffs of Dover": (zo blue als een oude dweil).

 

22.00 uur: Aan boord gedineerd met fish and chips en toen in oliegoed op de luchtmatrassen, elk aan een zijde gedeeltelijk tussen de drijvers onder het bootdek geschoven, luisterend naar het aanzwellend geluid van de wind door het want.

 

22.30 uur: Op Martins radio weerbericht Hilversum: depressie boven "Zuid Engeland, zwakke tot matige wind ZO-ZW, regen plus opklaringen. Dat gold kennelijk voor Nederland. Op de verlaten Promenade ronkten nog wat Rockers met zware motoren, toen werd het rustig.

 

Zaterdag, 8 juli, 02.00 uur: Opgeschrikt door twee felle lichtbundels. "Is that boat yours?" vragen twee bobbies. "Yes, of course" zei een geiriteerde nieuwe kapitein, waarop zij ons met rust lieten.

 

03.00 uur: Plensbuien. Zuidwester op en proberen te slapen. Om volledig profijt te hebben van de vloedstroom langs de Franse kust later op de dag, zouden we om 6 uur uit Dover moeten vertrekken, dus kropen we om

 

04.30 uur: tussen de drijvers uit om alles klaar te maken en om ruimte te maken voor een paar bebaarde Londense nachtclub musici, die langs onze helling hun bootje te water wilden laten om in de haven te gaan vissen.

 

05.30 uur: Cat aan de waterlijn gebracht met behulp van de musici over steile grinthelling. Schootbeslag aan de giek losgeschroefd en vervangen door speciaal daarvoor meegebrachte schootring, zodat reven tot 6 m2 mogelijk werd. Oude buitenband uit de haven aan dek gesjord om als drijfanker te fungeren voor het passeren van de te verwachten hoge branding op de Franse kust. Proefvaart in de haven, waar we buiten de luwte van krijtrotsen en hotels zulke windstoten kregen, dat wij besloten tot het uiterste te reven. Naar de wal terug en grootzeil gereefd tot twee vierkante meter. Na nog eenmaal gebruik te hebben gemaakt van een van de vele openbare toiletten, daar elegant aangeduid met "Public conveniences", met de kapitein aan de helmstokken van wal gestoken met de fok en een grote zakdoek als grootzeil. Koersend naar de zuidelijke havenuitgang om te zien hoe de situatie buiten de haven eruit zag en dan te beslissen of de oversteek verantwoord zou zijn. Wij wisten dat er buiten de havenmond een sterkte ebstroom, richting Zuid, stond en zagen in de haven- mond, als gevolg daarvan twee grote tegen elkaar indraaiende draaikolken, die ons echter toen geen moeilijkheden opleverden. Buiten de haven nam de stroom ons op naar het Zuiden, maar de zijwind kracht 6-8 (een kleine storing boven het eiland Wight, zoals we later hoorden) compenseerde die stroom. Ons plan was, om als het ons buiten niet beviel met de wind buiten de haven, om door de noordelijke haveningang weer binnen te varen. We kwamen buiten in een heksenketel van golven terecht, door sterke stroom tegen harde wind zeer steil en door interferentie van drie golfsystemen door elkaar (kruisdeining) soms drie meter hoog. We vonden, dat dit niets voor ons was, en na een kilometer besloten we om terug te keren om te voorkomen dat wel als een bobslee door de wind van zo'n golf af zouden planeren en in de volgende zouden happen met kans op kenteren besloten we onze windvanger, de fok te bergen, wat niet meeviel met leuvers langs de gesplitste voorstag. Zonder fok gingen we overstag, terug naar dezelfde haveningang; met ons tot het uiterste gereefde grootzeiltje scharrelden we tussen de met schuimstrepen gemarmerde groene golf-toppen door naar het midden van de havenmond, waar een gecombineerde uitgaande stroom van de tegen elkaar draaiende kolken en afscherming van de wind door de havenmuren onze voortgang stopte. Op dat moment kwam een havenfunctionaris uit het Semafoor op het eind van de dam naar buiten en schreeuwde door een megafoon iets naar ons in Coronationstreet Engels. We begrepen het niet, laten we zeggen doordat de wind zijn kreet overstemde. Om binnen te komen, hees ik de fok er weer bij, waardoor de wind het van de stroom kon winnen en na het passeren van twee in de haven voor anker liggende Nederlandse RORC-jachten, landden we weer op het grintstrand. Inmiddels begon Dover in regenvlagen te ontwaken en Martin informeerde als uitwijkmogelijkheid of de cat op het veer mee naar Calais zou kunnen. Dit bleek niet onmogelijk, maar wel moeilijk, omdat er geen trailer bij was. Overigens was ik van mening, dat de stroomkentering om 11.30 uur de golven minder steil zouden zijn en om dat te checken, begaf ik mij op weg naar het Semafoor op het havenhoofd, terwijl Martin boot en bagage in de gaten hield, gezeten onder een afdak voor promenadebezoekers. Halverwege kon ik niet verder dan het emplacement van de veerboten en de Hoovercraft. Men adviseerde mij met de havenmeester te gaan praten. Op de terugweg zag ik tot mijn verbazing de cat in de haven zeilen. Ik begreep niet waarom Martin er alleen op uitging. Ik keek door mijn kijker, zag dat er niemand aan boord was en be-greep er helemaal niets meer van. Gelukkig bleef hij op zijn weg naar open zee steeds een tijdje hangen achter lijnen van gemeerde jachten, anders was dit verhaal nooit geschreven.

 

Toen ik ademloos het afdak bereikte, bleek Martin door slaap overmand op de bank te liggen, maar hij werd gauw zeer wakker en rende alle op het grint liggende boten langs op zoek naar riemen, die er niet waren. Tenslotte gingen we met een blauw peddeltje van de musicerende vissers met een licht bootje met trailer te water. Midden in de haven bereikten wij de vluchteling, terwijl een jongetje onze bagage aan de wal in de gaten hield. Zeilend met de jol op sleep, kwamen we weer op onze basis. Gelukkig hadden door het vroege uur weinigen dit incident opgemerkt. Wij geneerden ons onnoemelijk en ons moreel had zijn dieptepunt bereikt.

 

Terwijl leden van een uitgebreide Hornetclub in de haven gingen zeilen en een inmiddels verschenen walschipper van de Yacht Club onze boot en bagage in de gaten hield, gingen wij naar het havenkantoor, waar een typisch Engels gereserveerde havenmeester ons ontving en na ons verhaal bijzonder goede adviezen gaf. Door omstandigheden liep er nu voor de haven een stroom van 5 mijl, die volledige de toestand buiten verklaarde. Volgens het laatste weerbericht trok de storing nu over, zodat de ZW-wind, kracht 6-8, geleidelijk zou afnemen en ruimen naar NW, waarbij de zon zou doorkomen. Na 11.30 uur zou de zee veel handzamer worden en hoewel het normaal gesproken weer was voor schepen van minimaal 30 voet (10 m), wist hij dat catamarans speciale eigenschappen hebben en een uitzondering op deze regel vormen. Zijn advies was: probeer het om 11.30 uur, maar ga door de Noorduitgang van de haven, want de Zuiduitgang is vanwege zijn draaikolken voor kleine jachten verboden!

 

11.30 uur: Douane zagen wij niet en uitgerust met nog een lichter, regelbaar drijfanker van een stuk hout voeren wij om 11.30 uur opnieuw naar buiten. De stroom liep nu naar Nederland. De wind was NW en in de luwte van de doorkomende zon blinkende krijtrotsen was het nu zoveel rustiger dat Martin kans zag zijn filmtoestel uit het luik te halen en een stuk film op te nemen. Met opzet heb ik de gebeurtenissen in Dover wat uitvoeriger beschreven, omdat hier beslist moest worden of er al of niet zou worden gevaren. Deze beslissing en de gegevens waarop die was gebaseerd, vormen eigenlijk het kernpunt van de hele reis. Onze koers was 1500 (ZZO) recht op de Cap Gris Nez, pal voor de wind, waarbij wij rekenden dat de stroom ons zoveel naar het Noorden zou zetten, dat wij bij Calais (richting ZO ten 0 1200) uit zouden komen. Bij zeer helder weer is Frankrijk vanuit Dover net te zien; daar was nu echter geen sprake van: we zagen niets, zelfs geen schip, maar de harde windstoten hadden op ons minuscule zeiltje, weinig invloed. De fok, die wij voor eventuele uitwijkmanoeuvres hadden gehesen, hadden wij strak getrokken, zodat hij achter het grootzeil geen wind ving en we al onze aandacht konden geven aan de hoge kruisdeining. Nu we voelden de situatie meester te zijn, besloten wij over te steken. De zon brak verder door en de krijtrotsen blonken als spiegels in de zon. Naarmate zij kleiner werden en wij de hogerwal verlieten, werden de golven weer hoger. De cat slingerde flink op de onregelmatige golven, maar maakte geen rare schuivers.

 

12.30 uur: Enkele schepen in de scheepvaartroute ver vooruit in zicht.

 

13.45 uur: Schepen op grote afstand gepasseerd. We zijn nu ruim 2 uur onderweg, de Engelse kust is al lang uit zicht en de Franse kust laat op zich wachten. We hebben een paar uur lekker de ruimte. De golven hier zijn anders dan op de Noordzee, ze komen via het Kanaal vers uit de Oceaan. Regelmatig komt ons zo'n "Atlantisch duin" achterop; het beste is maar stug vooruit te kijken en de praktijk leert, dat ze steeds mooi onder ons doorlopen. Op de top van die waterbergen verwacht je toch wel iets van land te kunnen zien, maar het blijft voorlopig zee van horizon tot horizon. Martin draagt alle functies tijdelijk aan mij over, zijn maag kan de onregelmatige zee niet meer volgen, kortom: zeeziek. Wind West 5, zicht zeer matig. Achter ons komt een zeiltje in zicht, dat ons langzaam inloopt. Het blijkt een jacht te zijn van circa 9 m, ook zwaar gereefd, dat waarschijnlijk nieuwsgierig naar die lui met die zakdoek in de mast, dicht langs ons heenvaart. Over en weer wordt vriendelijk gewoven, totdat zij in een volgend golfdal uit zicht raken. Later zien wij ze nog eens op een wat zuidelijker koers. De zon komt nu vaker door en als je dan zo om je heen kijkt, de zon schitterend in de golven, terwijl ons minuscuul bootje braaf ploegt door dit eindeloos beweeglijke heuvel-landschap, dan bekruipt je toch het gevoel van verwondering, dat het nu eindelijk zo ver is. Gedurende jaren, al ver voor de oprichting van de KZVS had je er soms over zitten dromen of zo iets niet een keer mogelijk zou zijn, en je dacht aan alles wat je mee zou moeten nemen: ankerlijn, kompassen, radarreflector, drijfvermogen, zaag, drijfankers, zeekaarten, tabellen, enz. om het zo verantwoord mogelijk te maken. Als dan plotseling de kans zich voordoet, hoef je niet zoveel meer te denken, je zoekt samen gauw bij elkaar wat je al lang in het hoofd had zitten en even later zit je inderdaad ergens tussen Dover en Calais met zijn tweeen op een (geperfectioneerd) houtvlot. En als dan de werkelijkheid ook nog een beetje klopt met watje je had voorgesteld, is dat wel weer geruststellend. Volgens mij is dit risico beduidend minder dan het rijden op een Autobahn.

 

14.30 uur: Martin ziet nu enkele wolkachtige randen boven de horizon recht vooruit. Het moet Cap Blanc Nez zijn, flauw zichtbaar; het werd tijd.

 

15.15 uur: Cap Blanc Nez, een hoge rotskust, ligt nu duidelijk voor ons, ook Calais oostelijk daarvan wordt nu zichtbaar. Gijpen, wijzigen koers in 110o (OZO). Krijg honger, maar het woord chocolade heeft op Martin een ongunstig effect, dan maar geen lunch.

 

15.30 uur: Kruisen koers van een Zweedse vrachtboot die langs Cap Blanc Nez in NO-richfing vaart, tweemaal gijpen om ruim achter haar om te komen. 16.15 uur: Passeren uiterton Calais. Stroom in overeenstemming met stroomatlas, nog steeds naar NO, wind geruimd naar NW 4-5. Was bang, dat Martin met zijn lege maag bij Calais zou willen landen om bij te komen, maar met het land "naast de deur" en daardoor regelmatiger golven, is hij ervoor om door te varen. Hij wordt actief, neemt het roer over en verzoekt mij een stuk rif uit te draaien. Koers is nu 700 (0 ten N), vlak achter de branding, enige honderden meters van de kust met een bakstagwind over bakboord. Nadat het zeil tot op 3/4 is uitgereefd, begint de boot te glijden. Zij accelereert als een sportwagen en schiet in hoog tempo over de nog allesbehalve kalme zee. Met de kust vlakbij kunnen wij ons dit permitteren. Het is een sensatie, zoals dit zeer wetenschappelijk ontwikkeld laatste produkt van Prout over het water stuift; het voelt aan als een kruising tussen een Hoovercraft en een zeilboot. Regelmatig stopt de snelle vaart in een golf en dan komt er een klap water binnen, waarin we zitten zonder overigens nat te worden. Eindelijk schieten we op en komt het langverbeide stuk chocolade.

 

16.45 uur: Passeren op 10 m een roodkeelduiker, een pinguinachtige vogel, die aan het vissen is. Regelmatig zien we grote vluchten zwarte zeeeenden, het strand is vrijwel leeg en eindeloos met een lage rij duintjes. De stroom is gekenterd en staat nu tegen. Hadden we vroeger in Dover kunnen starten, dan hadden we hem nog 7 uur meegehad, jammer.

 

17.00 uur: Zeilgeheelontreefd. Zeilennog2.5uur langs een eenzame kust.

 

19.30 uur: Passeren haven van Duinkerken. Op het strand, half in zee, magistrale roest-bonken; blijken oude geallieerde tanks te zijn. 20.00 uur: Landen in een matige branding. Het verslepen van de boot over het 800 m brede strand zou ons de genadeslag hebben gegeven, maar toen men hoorde waar wij vandaan kwamen, werden wij van alle kanten geholpen. Wij vinden nu wel dat er een dinertje inzit en we eten lekker Frans met een wijntje (ik weet niet meer wat) in een restaurant, waar vandaan wij de boot op het strand kunnen zien liggen. Met welk ander scheepstype dan een Swift kun je zo op de stoep van een restaurant landen als je trek hebt? Zo zit je op zee en zo aan tafel, met aan de tafel naast ons een Franse familie, die we gezien onze wat vreemde kleding, enige uitleg schuldig menen te zijn. Dit pakt voor ons zeer gunstig uit.

 

21.00 uur: Wij mogen van de Franse familie voor de nacht beschikken over een strandcabine, compleet met luchtbed en chocola. Ik pomp het luchtbed op, ga liggen en slaap zo snel, dat ik niet meer merk dat ik er naast rol.

 

Zondag, 9 juli 5.30 uur: Wakker. Martin heeft gloeiende haast om weg te komen, maar met mijn hoofd 's nachts in de tocht gelegen, zodat ik duf voor mij uit zat te staren en Martin verzocht een beetje geduld met mij te hebben. Terwijl ik met lange tanden ontbeet en me volgoot met hete zwarte koffie, had Martin alle bagage op het nog steeds brede strand naar zee gesleept. We namen beiden, net als de vorige ochtend, een uitgebreide vitamineshot tegen de gevolgen van uitputting, verstrekt door Gerda Wories, redactrice van de "Kustzeiler" en gezamenlijk sleepten wij toen de lege boot met veel pauzes naar de waterlijn. De luchtmatrassen en autobanden als nooddrijfvermogen weer in de drijvers, de bagage er bovenop en toen we klaar waren voor vertrek, bleek het halende part van de grootzeilval losgeschoten en verdwenen in de holle mast. Er zat niets anders op dan de mast te strijken: de val wilde niet terug door de mast, dus werd het blok aan de top losgeschroefd, zodat wij buitenom konden hijsen. Hoewel de wind weer tot ruim 5 a 6 was aangewakkerd en de zee vol witte koppen stond, wilde Martin ongereefd vertrekken. Aangezien ik nog steeds op een laag pitje stond, voelde ik daar niet zo veel voor, maar er kon redelijkerwijze, met de kust zo vlakbij, niets gebeuren, dus staken we ongereefd van wal.

 

8.00 uur: Start door matige branding, wind NW, 5-6, koers NO, behoorlijke zeegang, gemiddelde van 20 km/uur over het water. Wij zagen nu ook, dat wij stoppen konden vermijden door met kleine koerswijzigingen de golven wat schuiner aan te snijden. Men had ons bij Prout gezegd: It's a very wet boat", dat was hij "indeed". Tijdens deze rit zat de fokkenist in een geprolongeerde zoutwaterdouche, die uitzicht en adem benamen en ondanks de ondoordringbare kleding langs gezicht en hals in stralen langs de rug de laa en begon te vullen. Bankbiljetten in onze portefeuilles kregen nu Hechte" watermerken, maar voor een duf hoofd bleek het een uitstekend geneesmiddel te zijn.

 

8.30 uur: Passeren de Belgisch/Franse grens en nemen een oorlam. 't Was een vreemde ervaring, als men met kieljachten op zee heeft gevaren en zandbanken en ondieptes het einde van het schip betekenen, met 15 cm diepgang onbezorgd over alles heen te kunnen razen met alleen aandacht voor de aan de oppervlakte komende wrakken die echter, door schuim omspoeld, direct zijn te zien.

 

8.55 uur: Aan bakboord vooruit komt een onafzienbaar veld grondzeeen in zicht met boven de horizon opspringende spuiters. Wij hopen er langs het strand onderdoor te kunnen varen, maar daar bevindt zich een grote drooggevallen zandplaat, dus we moeten er wel door heen. Oploevend en vaart minderend verdwijnt ons zicht door het groene water om ons heen, maar het kompas blijft te zien. Soms komt zo'n berg net onder of vlak voor ons omhoog of worden we bedreigd door een breker. De stuurman kan door de snelheid de brekers ontlopen; de fokkenist ziet kans staande bij de mast, door zijn gewicht van de ene drijver op de andere te plaatsen; de zaak mooi recht te houden. Na ongeveer 4 km is het weer normaal, 2,5 m hoge golven, maar de cat ligt nu zwaar op zijn roer en duikt in de golven, waar hij normaal overheen zou gaan. De grote waterdichte luiken op de drijvers naast de mast hebben continu onder water gestaan tot dusver en zullen dus wel hebben gelekt. Zelf zijn wij doornat en we klappertanden van de kou, dus besluiten we te landen in de badplaats waar we net langsvaren en die niet op de zeekaart staat. Hier staat een zware hoge branding; we wisselen de helmstok om het uur en ik zat er net aan. Ik stel Martin voor het grootzeil te strijken, ons zwaarste kaliber drijfanker, de autoband, uit te vieren en op de fok te stranden. Martin meent, dat wij het strand wel onder vol tuig schuin voor de branding kunnen aanlopen, volgens methode Rien. Ik draag hem de helmstok over en ga bij de mast staan voor een spelletje koorddansen, met het idee dat als de mast dan toch kapot moet, wat bij omslaan bij deze ondiepten onherroepelijk gebeurt, de eigenaar dat dan maar beter zelf kan doen. Intussen storten de brekers zich al over ons heen, bij iedere breker loeven we even op en met veel gespring blijven wij rechtop. Is die donkere lange streep voor ons een strekdam? Volgens de kaart is er niets, het is een donkere schaduw op zee van een wolk. 200 m van de kust zien wij voor ons een echte golfbreker. We steken nu recht voor de wind op het strand aan, de brekers storten van achteren over ons heen, de cat surft naar het strand, maar krijgt door zijn speciale vonn veel minder stuwdruk van achteren dan een enkel-rompsschip; hij is veel stabieler en heeft geen neiging uit zijn roer te lopen.

 

10.30 uur: Op het strand van de badplaats, die Westende blijkt te heten, vlak naast Oostende, worden we opgewacht door een zeer sportieve Nederlandse 505-zeiler, de heer van Dort uit Roozendaal (nogmaals onze dank!), die ons hielp de voor de helft met water gevulde rompen te doen leeglopen door de loosgaten en daar hij toch op het strand was, de boot met vloed af en toe wat op zou trekken, ons verwijzend naar een koffiebar in de zon op de promenade, waar wij ontdaan van onze buitenschil bij verscheidene koppen koffie onze klambroeierige binnenschil en wat daar nog onder zat als aalscholvers met gespreide armen te verwarmen en althans iets drogen. Aangezien op zondag niets beters was te verkrijgen, kochten we op dit overvolle strand een tube zonnebrandcreme, waarmee wij alle schroefluiken rijkelijk invetten. Wij pakten alles wat niet al doornat was, inclusief onszelf, nog eens extra waterdicht in en vertrokken om 12.30 uur: door de branding, die zoals gewoonlijk bij vertrek minder problemen geeft dan bij landing.

 

12.45 uur: Oosteinde dwars, de stroom begint weer met ons mee te lopen. De wind neemt af tot 4 a 3. Op het strand zeilwagens, die nauwelijks harder gaan dan wij op zee. Voor de kust legio grote en kleine zeilschepen, die wij niet dubbele snelheid passeren. Het lange zitten op het platte dek van een kleine cat is een probleem wat ik nog even wil noemen. We werden de eerste dag al enorm stijf van steeds dezelfde houding, tenslotte vonden we drie mogelijke houdingen, die wij in volgorde afwerkten, hetgeen dan met hevig gesteun gepaard ging.

 

14.30 uur: Blankenberghe dwars.

 

15.30 uur: Zeebrugge dwars. Wind neemt verder af tot 3 a 2. Indien de wind krachtig was gebleven, hadden we Hoek van Holland nog voor donker kunnen bereiken en hadden dan in Scheveningen op bekend terrein om ongeveer 10.00 uur kunnen landen in het donker. Nu de wind wegviel, maar nog redelijk was, wilden wij proberen Walcheren te bereiken, omdat wij de volgende dagen geen tijd hadden om verder te zeilen en ophalen met een trailer vanaf Domburg veel eenvoudiger is dan vanaf Zeebrugge of Breskens. Gezien de voor windstilte in het kanaal meegevoerde ankerlijn van bijna 100 m, konden wij in de Scheldemond gemakkelijk ankeren, dus verlegden wij de koers vanaf Zeebrugge van 450 op 300 (NNO ten 0). 16.00 uur: Knokke dwars. Bij Zeebrugge had ik een lichtblauwe ballon opgemerkt, die schuin achter ons in de lucht zweefde, op zichzelf niets opmerkelijks. Toen ik echter weer in die richting keek, was hij nog op precies dezelfde plaats, richting zuid hoog boven ons en daar stond hij 2 uur later, toen wij vlak bij Westkapelle waren, nog, hetgeen zeer vreemd was, aangezien wij tegen een noordelijke wind invoeren en de ballon dus allang in zuidelijke richting had moeten verdwijnen. Grootte en hoogte van de ballon waren niet te schatten. De enige verklaring was dat onze verplaatsing t.a.v. zijn hoogte niets uitmaakt. Later bleek dit verschijnsel in verschillende delen van Frankrijk te zijn waargenomen (Was dat een UFO?). Hoge blanke duinen op Walcheren in zicht plus vuurtoren Westkapelle; toch nog een belangrijke zee-arm om over te steken. 18.30 uur: Westkapelle dwars. Ondanks geringe wind aan bakboord nu een veel kleiner gebied, waar de hoge trage deining in grondzeeen op een ondiepte brak. Dit keer konden wij er buitenom.

 

19.30 uur: Strandpaviljoen Domburg dwars. Flinke branding, wind valt soms totaal weg, stroom tegen. Besluiten hier te landen en doen dit bij toeval net na een serie hoge brekers, zodat wij keurig tussen de houten strekdammen landen. De zonnebrandcreme had goed gefunctioneerd: er zat weinig water in de drijvers. Hulp om te dragen was er plenty. In het luxueuze strandhotel detoneerde onze kleding enigszins, desondanks konden wij daar telefoneren en eten. Behulpzame leden van de KZVS brachten telefonisch het zeer verheugende nieuws, dat zij ons na middernacht met een speciaal daarvoor te verbreden trailer zouden komen halen. Om warm te worden gedurende die tijd rolde Martin, die in zwembroek liep, zich in de enige nog droge slaapzak, terwijl ik in vol ornaat postvatte naast de open deur van een beatkelder onder het strandhotel, de plaats van afspraak en mij koesterde in de naar buiten stromende warmte van oververhitte tieners.

 

Maandag, 10 juli, 01.00 uur: Hulpploeg Zwolsman, Krul, Kauffman plus Bouman en Zonen arriveren met twee auto's en trailer.

 

02.00 uur: Vertrek van Domburg, warm ingepakt en verzorgd met dekens, drank en gevulde koeken in slaap. Martin moest helaas het stuur overnemen van een van de chauffeurs van de ploeg, die zelf door een of ander virus onwel was geworden.

 

05.00 uur: Aankomst in Scheveningen.